\n

Dierentuinen

Dierentuinen veranderen, niet alleen de verblijven zijn in de loop der jaren veranderd.

Dierentuin worden steeds professioneler en werken op verschillende manieren samen.
Binnen de Nederlandse Vereniging van Dierentuinen (NVD) werken 14 grote Nederlandse dierentuinen nauw samen. De NVD bestaat al sinds 1966.
De samenwerking richt zich onder andere op beleid, uitwisseling van informatie, educatie, onderzoek en natuurbehoud.

Alle dierentuinen die zijn aangesloten bij de NVD, zijn ook lid van de Europese dierentuinvereniging: European Association of Zoos and Aquaria (EAZA).
Samenwerking met andere EAZA dierentuinen op internationaal niveau heeft veel voordelen; het maakt bijvoorbeeld een goed beheer van de ruim 300 fokprogramma´s mogelijk en bevordert het intensief en op grote schaal uitwisselen van kennis, ervaringen en informatie.

Er zijn vele (inter-)nationale wetten waar ook dierentuinen zich aan moeten houden. De Nederlandse Vereniging van Dierentuinen heeft verscheidene richtlijnen voor een verantwoord beheer van haar diercollecties opgesteld.
Een aantal beleidsdocumenten, richtlijnen en notities zijn beschikbaar op de website van de NVD.

Met de jaarlijkse natuurbeschermingscampagnes van de EAZA kan in dierentuinen in heel Europa tegelijkertijd de aandacht worden gevestigd op één bepaald knelpunt voor de natuur. De resultaten van deze acties zijn te vinden op de Campagne pagina van EAZA .
Veel diersoorten die in dierentuinen leven, worden namelijk in het wild bedreigd. Doordat mensen in de dierentuin zien hoe bijzonder de dieren zijn, voelen zij zich meer betrokken bij de dieren in het wild. Zo zijn de dierentuindieren echte ambassadeurs voor hun wilde soortgenoten.
Elk jaar ondersteunen de NVD dierentuinen de EAZA natuurbeschermingscampagnes door deze een eigen invulling te geven.

De NVD is lid van de International Union for the Conservation of Nature (IUCN), ook wel bekend als The World Conservation Union.
De IUCN staat sinds de oprichting in 1948 voor natuurbehoud in een rechtvaardige wereld.
De IUCN definieert beschermde gebieden en is bekend van de Rode Lijst van bedreigde soorten .
Europese dierentuinen zijn in 1985 gestart met het opzetten van fokprogramma´s voor bedreigde diersoorten, de zgn. European Endangered Species Programmes (EEP´s). Een zwarte neushoorn met kalf is het internationale logo voor fokprogramma´s van dierentuinen.

Alle dierensoorten zijn verdeeld over verschillende TAG´s ( Taxon Advisory Groups ).
Binnen een TAG wordt onder andere op Europees niveau bekeken welke diersoorten op langere termijn gehouden gaan worden in de bij EAZA aangesloten dierentuinen en welke op den duur uit de collecties zullen verdwijnen. Hierbij spelen meerdere factoren een rol. Bijvoorbeeld de mate waarin een diersoort bedreigd in het wild is en de mate waarin de diersoort op andere continenten word gehouden. Zo kan er een gezonde populatie van veel dierensoorten worden opgebouwd.
Een voorzitter of adviesraad van een TAG kan door een dierentuin ook om advies gevraagd worden.
Binnen de TAG zijn er vaak verschillende fokprogramma´s.

Er zijn verschillende redenen waarom een EEP wordt aangevraagd voor een diersoort.
Zo kan het met de desbetreffende diersoort in de natuur erg slecht gaan zodat men in de dierentuinen graag een `reserve-populatie? wil opbouwen. Of er is slechts een klein aantal individuen van de diersoort in de dierentuinen waardoor de kans op inteelt erg groot wordt. Dit zou uiteindelijk het `uitsterven? van de diersoort in de dierentuinen betekenen.
Op de website van EAZA is over dit onderwerp meer informatie te vinden.

Als is beslist dat er een EEP voor een bepaalde diersoort wordt opgezet, moet er een stamboek van deze diersoort worden gemaakt.
In dit stamboek staan allerlei gegevens over alle dieren die in de Europese dierentuinen worden gehouden die zijn aangesloten bij de EAZA. Onder deze gegevens valt informatie als wanneer is het dier geboren, wie zijn de ouders, welke ziektes hebben ze gehad, in welke dierentuin is het dier geboren etc.
In sommige gevallen is dit stamboek er al, als het diersoort eerst in een ESB (European Studbook) is opgenomen.
Uiteindelijk zal met behulp van alle gegevens uit het stamboek advies worden gegeven aan de dierentuinen die de desbetreffende diersoort houden. Bijvoorbeeld welke dieren moeten verhuizen om paartjes te vormen en welke dieren zich niet meer mogen voortplanten.

Alle dierentuinen die zijn aangesloten bij de EAZA en de desbetreffende diersoort in hun collectie hebben, doen mee aan het EEP.
Dierentuinen die meewerken aan het EEP zijn in principe verplicht om zich te houden aan de aanbevelingen die worden gedaan.